Neusbloeding – behandeling op de operatiekamer

Inleiding

Deze pagina legt u de behandeling van neusbloedingen op de operatiekamer uit.

De meeste vragen zullen er door beantwoord worden. Is dit niet het geval, dan kunt u ons persoonlijk of telefonisch (tel. 020-6 346 212) benaderen.

Een neusbloeding is een vervelende aandoening. Ook al is er maar weinig bloeding, toch imponeert het meestal als een enorme hoeveelheid. Het gaat meestal om een aderlijke bloeding van een klein bloedvaatje. Bij kinderen en jonge volwassenen bloedt er meestal een vaatje vóór op het neustussenschot, dat door neuspeuteren of een gewone verkoudheid kapot is gegaan.

Algemene maatregelen

Medicijnen

Stop eventueel en zo mogelijk het gebruik van medicijnen die u kunt vinden met dit overzicht.
Deze medicijnen beïnvloeden de bloedstolling. Het gebruik van paracetamol is, als pijnstiller, wel mogelijk zonder dat u daarmee de bloedstolling beïnvloedt.

De behandeling van een neusbloeding door de KNO-arts

De KNO-arts zal eerst proberen de bloedingsplaats te lokaliseren. Naar aanleiding van dit onderzoek dat altijd pijnloos verloopt, wordt besloten hoe het bloedende vaatje het beste kan worden behandeld.
Vaak kan dat op de polikliniek, maar soms is narcose nodig, omdat een poliklinische behandeling bij een klein kind niet optimaal kan worden uitgevoerd. De klinische behandeling vindt plaats tijdens een kortdurende narcose in dagverpleging. Dagverpleging betekent dat uw kind ´s ochtends in het ziekenhuis verblijft en ’s middags weer thuis is.

De voorbereidingen direct na het polibezoek

Als de KNO-arts de indicatie voor een operatie samen met u heeft gesteld, gaat u naar het Patiënten Service Bureau (PSB – route 25) waar de PSB-medewerker een combinatieafspraak maakt voor het PSB en de anesthesioloog (route 32). U wordt gevraagd om voor u naar huis gaat een (digitale) vragenlijst voor de anesthesioloog in te vullen. U komt daarna op de afgesproken dag terug voor het gesprek met een verpleegkundige van het Patiënten Service Bureau en de anesthesioloog. Op deze manier worden alle benodigde gegevens die van belang zijn voor de operatie verzameld.

Aan de hand van een vragenlijst en lichamelijk onderzoek beoordeelt de anesthesioloog of er veilig een narcose kan worden ondergaan. Mogelijk is aanvullend onderzoek (bloedonderzoek, röntgenfoto van de borstkas, elektrocardiogram (hartfilmpje) of longfunctietest) nodig. Eventuele vragen over de narcose en medicijnen kunt u aan de anesthesioloog stellen.

Wanneer de anesthesioloog heeft beoordeeld dat de narcose veilig kan worden ondergaan, zal het Patiënten Service Bureau contact met u opnemen om een operatiedatum af te spreken.

Eventuele vragen over de narcose en uw medicijnen kunt u bij de polikliniek anesthesiologie stellen.

Preoperatief spreekuur (POS)

POS (folder over neusbloeding)Tijdens dit spreekuur wordt uw kind door de anesthesist gezien en kunt u – zo nodig – vragen stellen. Aansluitend krijgen u en uw kind uitleg van een kinderverpleegkundige (Petra) over alle zaken rondom de operatie. U hebt ook de gelegenheid om vragen te stellen.
De WGBO (zie ook de laatste tekst op deze pagina) wordt uitgelegd.

De voorbereiding voor de operatie

Neem als tijdstip voor de operatie het tijdstip dat op het afspraakkaartje is vermeld, tenzij u expliciet anders is meegedeeld.

Tien dagen vóór tot en met tien dagen na de operatie mogen géén aspirineachtige geneesmiddelen (Aspro, APC, Saridon e.d.) worden gebruiken. In aspirine zit een stof, die “bloedverdunnend” werkt en dat zou eerder tot een bloeding kunnen leiden.

De volgende regels gelden ten aanzien van eten en drinken vóór de operatie: géén eten en drinken meer zodra uw kind naar bed is gegaan. Indien uw baby nog borstvoeding krijgt, mag dat nog tot 4 uur voor de operatie gegeven worden;  ’s nachts om 2.00 uur de laatste fles mag. Daarna mag helder vloeibaar blijven drinken tot 2 uur voordat geopereerd wordt. Heldere suikerhoudende dranken, zoals appelsap, limonade, thee met suiker en sportdranken zijn toegestaan. Wij ontraden melkproducten drinken vanwege slijmvorming. Tandenpoetsen is toegestaan.

Doe uw kind makkelijk zittende kleding aan, die ook vies mag worden. Neem schone kleding mee. Wij adviseren u lange haren samen te binden.

Neem vooral voor jonge kinderen een eigen drinkbeker of fles en een knuffel of iets te spelen mee.

Ongeveer 1 uur voor de ingreep geeft u de pijnstiller die u op het Dagcentrum heeft meegekregen.

Heeft uw kind op de dag van de operatie koorts (>38.5 graden Celsius) dan dient u om 8.00 uur contact op te nemen met Het Dagcentrum (tel. 020-6 346 441). Ook bij (het vermoeden van) een kinderziekte dient u dit te melden aan Het Dagcentrum.

Er mag een volwassene op het Dagcentrum aanwezig zijn na de ingreep. Er mogen geen andere kinderen aanwezig zijn na de ingreep in verband met de mogelijke onrust die dat met zich meebrengt.

De behandeling op de operatiekamer

De kinderen worden om de beurt met één ouder of begeleider naar de operatiekamer gebracht. Daar zijn enkele operatiekamer-verpleegkundigen, de anesthesist en de KNO-arts. Een zwangere moeder kan beter niet mee in de operatie­kamer vanwege het narcosegas.

Uw zoon of dochter neemt zittend of liggend plaats op de operatietafel waar u tegenover plaatsneemt. Met een kapje over de neus en de mond wordt het narcosegas ingeademd. Na ongeveer twee minuten valt uw kind in “slaap”.
Tijdens het in slaap vallen kunnen onverwachte bewegingen worden gemaakt en een snurkende ademhaling. Ook kunnen de ogen open blijven staan terwijl uw kind al niets meer merkt. Dit is normaal, u hoeft zich hierover geen zorgen te maken. Narcose is nu eenmaal niet helemaal hetzelfde als slapen.
Als uw kind onder narcose is, wordt u teruggebracht naar de wachtruimte. Aansluitend begint de KNO-arts met de operatie.

De behandeling

Als uw kind goed slaapt, kan met behulp van een klein ‘soldeerboutje’ een enkel bloedend bloedvaatje worden dichtgebrand. Dit duurt enkele seconden en is volledig pijnloos.

Na de ingreep

De eerste opvang

De kinderverpleegkundige van de uitslaapkamer komt u direct uit de wachtkamer halen als uw kind weer op die afdeling is.
Eén eventuele andere begeleider kan  dan ook in de uitslaapkamer komen. Ouders of begeleiders kunnen vanaf dat moment gedurende de gehele opnameperiode bij zoon of dochter blijven. Afwisseling van bezoek is – door de korte opnameduur – niet mogelijk.

Pijn

Als uit de operatiekamer komt, kan uw zoon/dochter huilen. De neus kan pijnlijk zijn, maar hiertegen helpt – de al gegeven – paracetamol erg goed. Kijk ook eens op onze voorlichtingspagina over pijnstilling na een operatie.

Bloed

Er kan nog wat bloed uit het neusje komen. Dat is normaal.

Drinken

Na de behandeling kan vrijuit worden gedronken.

Troost

Het is de bedoeling dat de eerste uren rust krijgt. Meestal slaapt uw kind; lekker laten slapen.
U kan daarbij uw kind op schoot nemen. Doet u zelf ook zo rustig mogelijk.
U kunt misschien af en toe iets lezen. U krijgt een kopje koffie of thee.

Het ontslag

De KNO-arts komt in de loop van de ochtend nog eens kijken. Als alles normaal verloopt, kan u ongeveer twee uur na de ingreep het ziekenhuis verlaten.

Bij thuiskomst

Dieet

De dag van de behandeling kan u dunne, afgekoelde voeding te eten geven, zoals vla, pap, soep, puree, appelmoes, boterham zonder korst; vanaf de dag na de behandeling: gewone voeding. Het drinken van koude dranken is vrij. De volgende dag kan het dieet weer normaal zijn.

School/crèche/op straat/zwemmen

De volgende dag kan uw zoon of dochter weer de straat op of naar school/crèche. Zwemmen kan pas twee weken na de behandeling.

Korstvorming

Om de korstvorming (met of zonder behandeling) voorzichtig tegen te gaan en de genezing van de neus te bevorderen, krijgt u vaak van de KNO-arts een advies voor goede neusverzorging.

Controle

Meestal wordt nog een controleafspraak gemaakt 6 weken na de behandeling op de polikliniek KNO. De afspraak kunt u op de polikliniek KNO maken vlak voor u naar huis gaat of u kunt er (de volgende dag) voor bellen (tel. 020-6 346 212).

WGBO (Wet Geneeskundige BehandelingsOvereenkomst)

De wet schrijft voor, dat een arts voor een behandeling of een onderzoek de toestemming van de ouders nodig heeft. Daaruit vloeit voort, dat ouders recht hebben op alle informatie die nodig is om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

Kinderen hebben eveneens recht op informatie, los van het gegeven hoe oud ze zijn. Naar gelang de leeftijd van het kind of naarmate een kind meer heeft meegemaakt, doen ouders en hulpverleners er goed aan ook naar de mening van het kind zelf te luisteren (tekst Stichting Kind en Ziekenhuis).